woensdag 3 november 2010

La Princesse de Montpensier

La Princesse de Montpensier



La Princesse de MontpensierAuteur: Serge Van Duijnhoven

wo 03/11/2010 - 17:06 De nieuwste film van Bernard Tavernier is een bewerking van de novelle van Madame de Lafayette uit 1662. Een feministisch sprookje of een film noir?

film princesse de montpensier regisseur bertrand tavernier melanie thierry lambert wilson serge van duijnhoven

Regisseur, scenarist en auteur Bertrand Tavernier maakte in de afgelopen 35 jaar meer dan twintig speelfilms. In 1974 won hij met zijn film L'Horloger de Saint-Paul een zilveren Bär op het Berlijnse filmfestival. Deze eerste erkenning zou in een lange carrière gevolgd worden door vele nominaties en vier keer een César, de hoogste onderscheiding van de Franse filmindustrie.

Met La princesse de Montpensier, een kostuumfilm die in grove lijnen gebaseerd is op de gelijknamige novelle van Madame de Lafayette uit 1662, haakt Tavernier (69) opnieuw aan bij de talrijke films uit zijn carriere waarin hij gloriëeerde met drama’s die speelden in een historische context.

Kern van La princesse de Montpensier, dat zich afspeelt tegen de achtergrond van bloederige godsdiensttwisten in de tweede helft van de zestiende eeuw, is de opmerkelijke éducation sentimentale van de beeldschone Marie de Mézières. Marie wordt in toenemende mate verscheurd door haar plicht om in te stemmen met het gearrangeerde huwelijk dat haar vader wist te bekokstoven met de prins van Montpensier en haar liefde voor de Hertog van Guise, met wie Marie al sinds haar dertiende op vertrouwelijke voet verkeert.

De rol van mosgroen prinsesje dat zich in alle onschuld tot de vlam van de natie weet te ontwikkelen, is de frêle Mélanie Thierry op het lijf geschreven. Haar mentor Chabannes (een sublieme vertolking van Lambert Wilson) weet haar intelligentie tot volle wasdom te kweken, iets wat in die tijd niet altijd in dank werd afgenomen. Maar Marie kan haar mannetje staan, zelfs aan het Hof van Parijs. Tavernier portretteert de prinses zelfs een beetje als een feministe avant la lettre. Zij het een feministe die voor de finale ontgrendeling van haar ketens, na een lang proces van weerstand en beteugeling, haar hoop gevestigd heeft op een man die – zo weet zij zeker – als enige is voorbestemd om op te treden als de sleutelbewaarder van haar ziel.

Een gesprek met Tavernier

Op het laatste filmfestival van Cannes, waar La princesse de Montpensier meedraaide in de hoofdcompetitie, kreeg Cobra de gelegenheid om Bertrand Tavernier te spreken.

Bertrand Tavernier: Ik zag in die prachtige novelle van Lafayette de mogelijkheid om een magnifieke liefdesgeschiedenis te verbeelden in een historische context die ik nog niet eerder had geëxploreerd. Weet u, voor mij moet iedere film – wil ik er het enthousiasme voor op kunnen brengen dat ik aan het onderwerp verplicht ben – ook iets hebben van een ontdekkingstocht. Ik wil me helemaal in het onderwerp onder kunnen dompelen, onderzoek verrichten, en een poging wagen de historischecontext ook op psychologisch niveau gestalte te geven.”

De film is een historisch kostuumdrama en heeft tegelijkertijd veel weg van een thriller of een film noir. Hoe heeft u deze combinatie tot stand weten te brengen? Heeft u veel compromissen moeten sluiten wat betreft de historiciteit van de scènes?

Tavernier: “Integendeel. Ik ben heel erg streng omgesprongen met de details in deze film. De setting moest historisch correct en geloofwaardig zijn maar zeker niet te somptueus en in het oog springend. Dat zou de aandacht van het publiek enkel maar afleiden van waar het me echt om te doen is: het gevoelsleven, de belevingswereld van Marie de Montpensier en de overige protagonisten. Ik heb getracht om de wortels van onze moderne emoties bloot te leggen. Zaken als liefde, vrijheid, tolerantie, zelfverwezenlijking, jaloezie, opofferingsgezindheid, geloof, wanhoop… Ze komen allemaal aan bod in de film.”

Heeft u aan Marie de Montpensier gedacht in termen van het feminisme zoals we dat in later tijden hebben leren kennen?

“Zeer zeker. Marie de Montpensier is naïef maar ze is ook schrander en vooral tomeloos leergierig. Ze wil koste wat het kost leren lezen en schrijven, en droomt er vurig van haar lot in eigen hand te kunnen nemen. In beide amibties slaagt ze met glans. En dat in een tijd dat mannen van adel enkel geacht werden te vechten en jagen, en vrouwen hooguit het spinnenwiel mochten bedienen! Ik voel een diepe sympathie voor haar. Ik wilde haar perse begrijpen. Laten zien hoe wreed en kil de meeste mannen in die tijd met hun vrouwen omsprongen. Marie wordt gedreven door een natuurlijke vrijheidsdrang, die in haar geval tegelijkertijd ook een emancipatorische geldingsdrang is. Ze wil zich ontwikkelen, ze wil liefde ervaren en liefde geven. Tegelijkertijd wordt ze door allerlei ambivalente gevoelens in haar vrijpostigheid geremd. Moet ze loyaal blijven aan haar man Philippe of alles wat ze is en bezit op het spel zetten door in te gaan op de avances van de eveneens in vuur en vlam staande charmeur Henri de Guise? Het is in deze film wat dat betreft precies zoals in het echte leven: Onze wil komt zelden overeen met onze bestemming.”

["La Princesse de Montpensier" - Bertrand Tavernier. Met: Mélanie Thierry, Lambert Wilson. Bij ons in de zalen vanaf 03.11.2010]






Merchant of Venice IV.1b. EEN STEEN EN DUIZEND SCHERVEN -

EEN STEEN EN DUIZEND SCHERVEN

ONGEDULD EN MISVERSTAND

Beschrijving: http://cinemaredux.files.wordpress.com/2010/11/belgiumtricolore.jpg?w=190&h=107&h=107

HET VERDRIET VAN BELGIE

ALS KRONIEK VAN EEN FAMILIEVETE

door Serge van Duijnhoven

België is een staat die sedert 1970 permanent in de renovatiestijgers is geplaatst. Waar kabinetten enkel tot stand komen als ze in het holst van de nacht worden gesloten na het tekenen van compromissen die zo ingewikkeld in elkaar steken dat geen kat de inhoud ervan nog werkelijk kan begrijpen. De huidige politieke crisis is in dit opzicht geen uitzonderlijke situatie maar een gedurige constante van een chronische bestuurlijke ziekte. Of de kanker ook terminale gevolgen zal hebben voor het bestaan van Belgium as we know it? Daarna wacht de totale bestuurlijke chaos met de strijd om Brussel en een afwikkeling van de boedelscheiding waarmee vergeleken het gekibbel over BHV “klein bier” heette te zijn.

Een serieus probleem waarvoor de Belgische democratie zich momenteel reeds gesteld ziet is het feit dat de Belgische bevolking na al die jaren van politieke impasse zijn interesse voor en vertrouwen in de politiek grondig is kwijtgespeeld. Regering of geen regering – het zal de gemiddelde Belg een ziel zijn. Crisis is de normale toestand geworden in het land. NVA-medewerker en voormalig Terzake-journalist Siegfried Bracke schreef eerder in De Morgen (DM 28.09 p.16): “De kloof tussen de Belgische democratieën is zo groot dat vrijwel niemand, zelfs niet de typische Walloniëkenner, echt helemaal kan begrijpen hoe de andere kant “voelt”. Met niet aflatende ijver voedt de Brusselse pers het vijandbeeld over Vlamingen die als Serviers-aan-de-Noordzee niets meer of minder aan het voorbereiden zijn dan de meest verschrikkelijke armoede en ellende voor al wie “Schild en vriend” niet deftig kan uitspreken.” Dave Sinardet, politoloog aan de Universiteit van Antwerpen, bevestigt dat het “blokdenken” momenteel eigenlijk het grootste probleem vormt om in België ueberhaupt nog tot oplossingen te kunnen komen die het regionale of provincialistische belang overstijgen.

Beschrijving: http://cinemaredux.files.wordpress.com/2010/11/sinardet.jpg?w=190&h=107Dave Sinardet

Sinardet voorziet dat het virulente “Wij-Zij denken” van de huidige politieke kaste op termijn wel eens katastrofale gevolgen kan hebben als men de eigen principes nimmer in een ruimhartiger perspectief zal weten om te buigen. De atmosfeer zal steeds meer verzadigd raken met onvrede en ongeduld. De mensen zullen – zoals altijd in het geval van historische omwentelingen die onafwendbaar lijken – krampachtig trachten de tijden te versnellen. Wie zal bij de boedelscheiding van het land – ook als het zogenaamde stapsgewijze confederalisme à la De Wever nog een aantal jaren kalmpjes voortgang vindt – aanspraak kunnen maken op de F-16′s en kernwapens van Kleine Brogel? Wat als er een paar heethoofden hun beheersing verliezen en gewapenderhand franstalige burgemeesters uit de rand rond Brussel gaan verdrijven om BHV na zestien jaar palaveren eindelijk kiesrechtelijk te splitsen zoals de grondwet het voorschrijft?

http://www.youtube.com/watch?v=Ceg6NQKHd70&feature=player_embedded



Gelukkig worden de Belgische conflicten uitgevochten met fietstochten in het ommeland, met IJzerwakes, barbecues, debatten, onderhandelingen en vooral veel geniepige plaagstoten. Niemand roept op tot bloedvergieten. Daar staat tegenover dat men daar in het voormalige Joegoslavië anno 1989 ook nog collectief van overtuigd was. Op de Balkan is er een gezegde dat luidt “dat er maar een steen nodig is om duizend scherven te maken”. We passen maar beter op dat die ene steen niet wordt geworpen. Voor je het weet wordt er echt bloed vergoten.

België zal pas werkelijk ophouden te bestaan op het moment dat het land geen premier meer vindt die deze ondankbare c.q. onmogelijke taak nog voor zijn rekening wil nemen. Het land zal niet exploderen maar imploderen oftwel oplossen. Dat is iets waar mijns inziens Bart de Wever ook bewust op uit is. De Wever droomt ervan om op de Belgische politiek de werking te mogen hebben van een bruistablet. Je gooit een tablet in het glas – het begint te borrelen en bruisen en binnen afzienbare tijd resteert er van het tablet niets meer dan wat spetters aan het oppervlak. Het Belgische vraagstuk voor eens en altijd opgelost in een fris glas medicinaal bronwater. Iedereen wordt er gezonder van.

Beschrijving: http://cinemaredux.files.wordpress.com/2010/11/wever-bart.jpg?w=190&h=107&h=107

De Wever heeft de rechter flanken in het Vlaamse spectrum leeggezogen. Het belangrijkste programmapunt van de NVA – de oprichting van een Vlaamse natiestaat – is het minst populaire punt van de partij. Het separatisme is daarom omgekat in de ateliers De Wever tot confederalisme. Een term zo vaag dat die alles en niets kan betekenen. Tovenaarsleerling De Wever – in Vlaasmse kranten onlangs nog vergeleken met Mozes (Als Mozes spreekt luistert Zijn Volk) – is in het warme licht van spots en camera’s met zijn honderd kilo’s verworden tot het Vlaamse troeteldier par excellence. Intelligent welbespraakt recht voor zijn raap koppig boertig en vooral “ene van ons”. Een vadsige koning, dat wel, maar een die niet gespeend van zelfspot zijn persoonlijke défauts op gewiekste wijze in zijn voordeel heeft weten om te zetten. Haat men of vreest men De Wever aan franstalige zijde?

Mij doet Bart de Wever nog het meest deed denken aan het karakter Shylock uit de komedie The Merchant of Venice van William Shakespeare. Ook de Wever is een ambitieuze man die in een wraakzuchtige obsessie zit opgesloten. We bewonderen zijn onverbiddelijke logica, maar komen erachter dat er al snel enkel onverbiddelijkheid overblijft. Terwijl de franstaligen smeken om solidariteit, slijpt De Wever zijn mes op zijn schoenzool. Hij is net als Shylock een figuur die de wet tot op de letter uitgevoerd wil hebben en die zich niet realiseert dat hij in zijn drammerigheid de grenzen van de wet zelf overschrijdt. In plaats van een testament-executair van een rechtsbeginsel, verwordt hij tot een slachter van de Belgische staat.

Laat het hem maar proberen, de boedel van het land te scheiden met zijn gewette slagersmes van de responsabiliteit en de constitutionele hervormingen – zoals Shylock koste wat kost het volle pond uit de borstkas van Gratiano meende te moeten snijden. Dewever eist, net als Shylock, dat het vonnis geschiedde. Het recht en de geschiedenis moeten hun beloop krijgen. Over de mogelijke gevolgen heeft hij minder nagedacht.

Portia: “Want daar u recht eist, mag u zeker zijn,

Dat u meer recht zult krijgen dan u lief is.”

Maak u dus klaar om ’t vlees eruit te snijden,

Maar stort geen bloed, en neem niet meer of minder

Dan juist een pond, want neemt u meer of minder,

(…), dan sterft u

En al uw goederen worden aangeslagen.

- vert. Willy Courteaux

http://www.youtube.com/watch?v=Zvz-QTZjyys&feature=player_embedded

De heikele vraag dient opgeworpen of het seperatisme tussen noord en zuid in dit land inmiddels een onomkeerbaar momentum heeft weten te bereiken. En of er ueberhaupt nog politici zijn in het ganse spectrum die bereid en in staat zijn om over de eigen schaduw heen te stappen. En een hand te rijken naar de anderstalige medeburgers van Halfland België. Zijn de vershillen onoverkomelijk geworden? Of eigenlijk altijd al geweest?

Op het eerste gezicht is alles anders aan de overzijde van de taalgrens. Naast de verschillende talen die men spreekt bezitten de gemeenschappen geheel verschillende omroepen die programma’s maken waar de andere taalgemeenschappen nooit en te nimmer naar zullen kijken. Vlaamse prominenten zijn onbekenden in Wallonië. En andersom. De franstaligen hebben een heel andere muziekvoorkeur dan de Vlamingen. Voorts is ook het politieke landschap aan beide zijden van de taalgrens volkomen anders van aard. Behalve de Groenen die met Ecolo een front vormen in de federale politiek zijn alle partijen langs regionale en gewestelijke principes steeds verder van elkaar verwijderd geraakt. Toch ligt het er natuurlijk maar net aan welke ascpecten van de culturele beleving je naar voren wilt brengen.

Bestaat er eigenlijk nog wel zoiets als een “Belgitude” (proef dat woord voor het voorgoed van ons radar verdwijnt)? Een ziel die geheel naar de letter van Boontje op “gespleten en bescheten wijze” in verschillende kompartimenten van afzonderlijke Halflanden is verdeeld? Losse zielen die tot elkaar veroordeeld zijn bij de gratie van dat ene monstrueuze Brusselse waterhoofd van de Siamese tweeling- of drielingenstaat die sedert 1830 bekendstaat als le royaume de la Belgique. De presentatrice was nogal kort door de bocht met haar omschrijving van België als het land van bier, frieten én Suske & Wiske. Kuifje en pralines. Manneke Pis en dEUS. Eddy Merckx en Jacques Brel.

Beschrijving: http://cinemaredux.files.wordpress.com/2010/11/manneken-pis.jpeg?w=326&h=476&h=476

85 procent van de bevolking schijnt zich volgens academisch onderzoek allereerst nog steeds als Belg te willen afficheren. 22 procent voelt zich in de allereerste plaats een Vlaming. Hoogstwaarschijnlijk is er vooral sprake van een gelaagde (lasagne) identiteitsbeleving bij het gros van de bevolking. Men is zowel Hasseltenaar als Limburger als Vlaming als Belg als misschien afstammeling van een Italiaanse immigrantenfamilie die werkzaam was in de Waalse mijnbouwindustrie van (staats!)bedrijven als Union Minière. En die voor het pensioen van de oude stamhoofden dus afhankelijk is van federale (Brusselse) kassen.

De identiteitesbeleving van Belgische bewoners heeft de afgelopen decennia in elk geval radicale veranderingen ondergaan. Brussel is bijvoorbeeld een stad geworden waar letterlijk alle bevolkingsgroepen een minderheidsstatus bekleden. In dat opzicht is de hoofdstad van Belgie en Europa een geografisch en sociaal laboratorium van jewelste. Een levend experiment op een symbolische schaal van anderhalf-staat-tot-driehonderd miljoen. Brussel is de conditio sine qua non van het bestaan en voortbestaan van België. En van Europa als Unie met een agenda van vrede en gemeenschapszin. Maar Brussel is ook een podium van onverholen tweedracht en verachting. Brussel wordt nergens zo gehaat als in Belgie zelf. Zeker door hen die er iedere dag weer naartoe moeten om er te gaan werken in de sick buildings van de overheid. En die dagelijks de file trotseren om zich als loonslaaf te laten vernedereren in een of andere Kafkaeske nationale dan wel internationale instantie in wijken waar men zich uit vrije wil nimmer naartoe zou bewegen.

In de algehele stads-sceptische houding vinden Vlamingen en Walen elkaar weer uitstekend. Alleen de eigen klei is goed genoeg om ervan doortrokken te kunnen zijn. Brussel is en blijft het Sodom en Gomorra – het helse secreet waar je je enkel terugtrekt omdat je er fecalische zaken te verrichten hebt. Van een liefde voor Brussel is in gans België geen sprake. Ook niet – zeker niet – vanwege de Vlaamse en Waalse politici die er op en om de Wetstraat dagelijks met elkaar in de clinch gaan. In hun gezamenlijke haat jegens de bureaucratische internationale hoofdstad Brussel tonen zowel Vlamingen als Walen weldegelijk over een gemeenschappelijke volksziel te beschikken. Vlamingen en Walen zijn – of men het nu plezierig vindt of niet – weldegelijk familie van elkaar. Het wederzijdse onbegrip van onze landgenoten heeft het irrationele en allerminst ongevaarlijke karakter van een familievete. Of er bloed zal vloeien of de boel aan diggelen zal vliegen is een kwestie van tijd en – bijgevolg – vooral aan het vermeend gebrek daaraan. Die eerste steen-van-duizend-scherven zal niet eens uit haat of woede worden geworpen. Ongeduld volstaat. Men zal in dit land, zoals in alle tijden van omwenteling, de Tijd krampachtig willen versnellen. Wat er de precieze gevolgen van zijn, kan niemand voorspellen. Maar dat het zover zal komen, valt weldegelijk te voorzien.

© Serge van Duijnhoven, Brussel

Serge R. van Duijnhoven (1970) is schrijver, dichter en historicus. Woonachtig te Brussel, geboren in Oss (Noord-Brabant, NL). Debuteerde in 1993 met de dichtbundel Het paleis van de slaap (Prometheus). Frontman van het muziekgezelschap Dichters dansen niet. Recente publicaties: De zomer die nog komen moest (Nieuw Amsterdam), Klipdrift (Nieuw Amsterdam),{Balkan}Wij noemen het rozen (Podium). Sinds 2008 brengt hij als “Onze Man In Cannes” verslag uit van de hedendaagse filmwereld voor uiteenlopende nieuwe en periodieke media in Europa, Amerika en Azië.

Website:

http://sergevanduijnhoven.wordpress.com/2010/11/03/een-steen-en-duizend-scherven/


maandag 1 november 2010

Harry Smith - Heaven And Earth Magic (Excerpt)



MISTER MAGOO

OP ZOEK NAAR HARRY SMITH

In het voetspoor van een ontraceerbare legende

http://cinemaredux.wordpress.com/2010/11/01/mister-magoo-op-zoek-naar-harry-smith-in-het-voetspoor-van-een-ontraceerbare-legende/

  • Harry Smith, 1923?-1991


`Ik heb Harry gevraagd, hoe ik hem het beste aan kan kondigen. Zijn antwoord was: “Als je maar niet zegt, dat ik een authoriteit ben op een of ander gebied.” Harry is cineast, schilder, calligraaf, verzamelaar en archivaris van oorspronkelijke Indiaanse muziek en Folk en een componist van de allerbeste soort. Harry is een alchemist.’
(Steven Taylor, componist, zanger, dichter, acteur, muzikaal begeleider van Allen Ginsberg)
- uit `Der Webmeister des verlorenen Fadens: Harry Smith’, door Christian Loidl, in: Christian Loidl, Christian Ide Hinze und Winfried Gindl, Die Jack Kerouac School of Disembodied Poetics (Klagenfurt 1992), p.116.


Harry Smith

Zijn naam is even triviaal als zijn voorkomen enigmatisch. De kring rond de beat-poets beschouwde hem als leermeerster of `oudere broer’ die als een soort van levend orakel te pas en onpas kon worden geraadpleegd. Andy Warhol noemde hem een `geniaal filmer en schilder’. Allen Ginsberg plaatste een afbeelding van diens werk op het omslag van zijn Collected Poems 1947 – 1980 (Harper and Row) en nam hem een tijdlang persoonlijk onder zijn hoede. Ginsberg liet hem zelfs enige jaren intrekken in zijn eigen appartement in de Lower East Side in Manhattan; een cohabitatie die niet zonder spanningen verliep. De huisarts van Ginsberg stelde Harry Smith aansprakelijk voor de hartklachten van zijn patiënt. Smith verliet desgevraagd de woning, maar werd later uitgenodigd door de beat-dichter om zich te komen vestigen in Boulder Colorado, niet ver van Ginsbergs zomerresidentie in Denver, aan de voeten van de Rockies. Harry Smith kreeg een kleine, leegstaande houten barak toebedeeld in de tuin van het Naropa Instituut, een vrije alternatieve hogeschool waaraan Allen Ginsberg verbonden was als docent van een door hemzelf opgerichte vakgroep literatuur – de `Jack Kerouac School of Disembodied Poetics’.

In Boulder bracht Harry Smith zijn laatste jaren door als `shaman in residence’ en lector-hoogleraar op het gebied van de `curieuze anthropologie’, levend van een bescheiden wedde en een financiële toelage die jaarlijks beschikbaar werd gesteld door de bandleden van de legendarische psychedelische rockband The Grateful Dead.
In 1991, het jaar van zijn dood, ontving Harry Smith nog een Lifetime Achievement Award tijdens de Grammy Award uitreiking voor zijn uitgebreid geannoteerde anthologie van Amerikaanse Folkmuziek, waarin vele unieke opnamen te horen zijn van vroege blues, bayou-muziek, kinderballaden en cowboyliederen. Folkways Records heeft het werk in 1952 uitgebracht in een corpus van negen langspeelplaten, en speelde (volgens Bob Dylan en Ry Cooder) een cruciale rol bij de herontdekking en wederopleving van folkmuziek aan het begin van de jaren zestig.

Hoeveel grootheden hem ook bewonderden, prezen of steunden, voor het grote publiek bleef Harry Smith een onbekende. Maar ook voor de mensen die hem van zeer nabij hebben meegemaakt is Smith uitermate obscuur gebleven, een wereldvreemd heerschap, even geniaal als gestoord, fascinerend en afstotend tegelijk. Een orakel van onmenselijke lelijkheid en verbluffende eruditie, een sfinxachtig kunstenaar en archetypisch geleerde die leefde met het hoofd in de wolken, onmogelijk in de omgang, permanent berooid, maar in het bezit van een schat aan kostbare kennis en curiosa.
Behalve dat hij de eerste Amerikaanse kunstenaar is geweest wiens werk, samen met dat van Marcel Duchamps, te zien was in het Louvre in Parijs in 1951 en dat hij gezien wordt als de `grondlegger van de Amerikaanse onafhankelijke film’ (J. Hoberman in de Village Voice, 2 dec. 1991), wist hij naam te maken met een hele serie van unieke verzamelingen, varierend van Indiaanse heilige voorwerpen tot en met Oekraiense beschilderde paaseieren. Zijn collectie papieren vliegtuigjes (stuk voor stuk gedateerd en met vermelding van vindplaats) groeide uit tot de grootste op aarde en is overgedragen aan het Smithsonian Air Space Museum in Washington DC. Ongetwijfeld is het de combinatie geweest van dergelijke wapenfeiten alsmede zijn bizar-markante uiterlijk (bochel, baard, grote bril en geringe lengte) die van Harry Smith grotendeels een legende hebben gemaakt.
`Does Harry Smith really exist?’ vroeg filmkritikus Jonas Mekas zich in 1965 af in de Village Voice toen Harry’s langverwachte film Heaven and Earth Magic in omloop werd gebracht. `Jarenlang is Harry Smith een zwarte en omineuze legende gebleven en een bron van vreemde geruchten’, aldus Mekas. `Sommigen zeggen zelfs dat hij deze planeet lang geleden al heeft verlaten.’

Christian Loidl (1957 – 2001)

Met Harry Smith maakte ik kennis in november 1995 in Hotel Winston in de binnenstad van Amsterdam. Of beter gezegd, ik maakte kennis met zijn geestverschijning. Harry zelf was al enige tijd dood. Hij stierf op 27 november 1991 in het Chelsea hotel in New York, naar verluid op 68-jarige leeftijd. De Harry Smith die ik leerde kennen was een incantatie opgewekt uit restjes lysergisch zuur en marihuana-dampen die geanimeerd het café werden ingeblazen door de Oostenrijkse dichter-performer Christian Loidl (auteur van oa. de dichtbundel/cd Kammermusik für Feuer und Verschwinden), destijds te gast op het New Rage festival van MillenniuM.
Loidl gaf niet zomaar een imitatie ten beste. Er werd iets over hem vaardig, anderhalf uur lang werd hij iemand anders. Zijn stem werd krakerig, oud, gebarsten, Amerikaans. Zijn motoriek werd traag. Zijn oogopslag vernauwde zich tot dunne streepjes waardoor hij gluurde als een jongen door een spleet in de schutting. `Ik ben Harry Smith’, verklaarde hij, `en het is me opgevallen dat paddestoelen en zeker de soorten die groeien in dit vochtige land van windmolens en ingepolderde weilanden nauwer verwant zijn aan insecten dan aan planten…’

Harry the Alchemist pouring milk into milk. Picture taken by Allen Ginsberg

Korte tijd later, op nieuwjaarsochtend 1996 in Wenen, vertelde Christian Loidl me hoe hij zelf met Harry Smith was geconfronteerd tijdens een symposium over experimentele film in Boulder. `Ik dacht: deze gnoom is beslist de oudste man van de wereld, op z’n minst honderdtachtig’, aldus Loidl. `De man was nauwelijks groter dan een dwerg, liep uiterst langzaam en voorover gebogen vanwege een bochel, had haren die als spinnenwebben tot op de schouders hingen, een witte spaghettibaard vol schilfers, basaltzwarte tanden en een bril met buitenproportioneel grote glazen. Vanachter zijn baard en reusachtige bril leek hij als hij sprak te glimlachen. Van dichtbij zag ik dat zijn ogen dichtgekoekt zaten tussen dikke gele wallen van verhoornde huid. Harry sprak kwakend en begon zijn lezing met de vraag of iemand in de zaal een cassetterecorder mee liet lopen. Toen iemand dat bevestigde zei hij: “in dat geval mag ik niet vergeten zodadelijk een minuut of wat te hoesten; een hoest is zeer moeilijk te imiteren, zeker niet als je bijzondere woorden in het hoesten verwerkt zoals de familienamen van mensen; de kunst is het om tijdens het hoesten de klankkleur van die namen intact te laten…”
`Harry was niet bepaald een innemend heerschap’, vertelde Christian Loidl in Wenen. `Eerder een onvriendelijk, nooit volwassen geworden kind. Iemand die ongastvrij was, gierig op het boosaardige af, en die de mensen om hem heen bij voorkeur beledigde. Je wist nooit of hij je in de maling nam of dat hij het meende. Ik ben een keer bij hem thuis geweest, in zijn kleine houten woning in de tuin van het Naropa Instituut, een afspraak die tot stand kwam na bemiddeling van een docent aan de Jack Kerouac School. Harry bood me druivensap aan in het smerigste glas dat hij temidden van zijn beschimmelde bende kon vinden. Zijn huisje zag er van binnen uit als een boomhut, met tussen de hoge stapels boeken overal stenen en dikke takken, en boomstronken die dienden als zetel. Ook herinner ik me een geknoopt tapijtje met de beeltenis van Marcus Garvey als admiraal op het schip van de Black Star. Toen ik recorder en microfoon uit mijn tas tevoorschijn haalde, vroeg Harry die tegenover me wiet plukte uit een grote plastic zak argwanend of ik het gesprek wilde gaan opnemen. Ik zei: ja, als u er geen bezwaar tegen heeft. Vervolgens nam me de kleine zwarte Sony recorder uit de hand en onderzocht het apparaatje minutieus. Uiteindelijk zei hij: “Vanochtend vroeg heb ik nog vogelgezang opgenomen met een soortgelijk apparaat. Toen ik daarmee bezig was, hoorde ik plots iemand saxofoon spelen. Grappig nietwaar. Ik neem vogelgeluiden op, en ineens klinkt er een saxofoon… Zeer grappig – zeker als je weet dat Charlie Parker `Bird’ werd genoemd.”

Harry on Second Avenue

Toen ik dacht dat daarmee het ijs eindelijk gebroken was, murmelde Harry dat er op dat moment vreemde stemmen in de lucht zaten en dat hij niet graag had dat die stemmen op band verschenen. Onverrichter zake nam ik afscheid, waarbij Harry me bij de deur van woning nariep: “Als je nog eens problemen zoekt, klop dan gerust weer bij me aan…”

The Kavyayantra Press is the imprint for chapbooks and broadsides published through the Department of Writing and Poetics. The press is housed in the cottage where filmmaker, scholar and musicologist Harry Smith resided. Printers Brad O’Sullivan and Julie Seko teach letterpress printing courses, which are offered every semester.

In Boulder Colorado moesten volgens Christian nog heel wat mensen te vinden zijn die me wat meer duidelijkheid zouden kunnen verschaffen omtrent het fenomeen Harry Smith. Harry was een publiek figuur op het Naropa Instituut, en in de vier jaar dat hij daar had doorgebracht had hij zeker zijn sporen nagelaten. Tijdens een reis die ik in de zomer van 1996 door de Verenigde Staten ondernam was ik dan ook vastbesloten dit universiteitsstadje aan te doen om meer over hem te weten te komen.

(foto van Harry Smith in 1988, gemaakt door Allen Ginsberg. Voedsel: meeneemchinees. Harry is geradbraakt, dakloos, blut en zit met kapotgereden knieen na een aanrijding door een auto)

Boulder is sinds de jaren zeventig dé centrale ontmoetingsplek voor de On the road-generatie en haar nazaten. Het als uiterst vrijzinnig bekend staande stadje ligt centraal in de VS en vormt letterlijk een crossroad tussen de Oost- en de Westkust, het Noorden en Zuiden.
De geest van de beats, levend en dood, is in Boulder nog volop aanwezig. Op main-street bevindt zich een Beat Bookshop die wordt gerund door een betrekkelijk jonge dichter-alcoholicus genaamd Tom Peters. En op een veldje buiten de stad staat nog het karkas van de beschilderde bus van de Merry Pranksters, die daar na een decennialange trip van mondiale geestverruiming door Ken – de chauffeur – is geparkeerd. Op de terrasjes van de café’s in Boulder zie je mannen met baarden die schaakspelen, studenten die Indiase sigaretjes roken, moeders met baby’s in draagzakken, meisjes met piercings. Boulder is Woodstock Forever, het tot leven gewekte decor van een Beatle-song, met magische paddestoelen die groeien in de bergen, wilde aardbeivelden rond de buitenwijken en café’s met namen als Pennylane en Helter Skelter. Beat oppergod Allen Ginsberg wist welke plek hij uitkoos toen hij samen met de Tibetaanse monnik Chögyam Trumpa aan het Naropa Instituut in Boulder zijn hogeschool oprichtte voor Poëzie, Dans en Meditatie.

Het Naropa Instituut (School for Continued Education) bestaat uit een landelijk complex van Victoriaanse houten huizen met veranda’s, prefab barakken, een moderne bibliotheek van steen en glas en een ruim gazon met bosschages en loofbomen waaronder behalve het huisje van Harry ook twee Japanse theehuisjes op palen schuilgaan.
De theehuisjes zijn het leslokaal voor de studenten Japanse theeceremonies. In Boulder kun je daar op afstuderen. De keuze is uit winter- en zomerceremonies. Een greep uit het overige lessenpakket (in de keuzevakkengids staat nadrukkelijk: `Bring your imagination to class’) Je kunt sjamanisme en ecopsychologie bestuderen, macrobiotische shiatsu en de kunst van het Japanse bloemschikken.
In de boekenwinkel van het Naropa Instituut worden (naast volkorenmuffins) boeken verkocht met titels als: True hallucinations, Narrow Road to the Interior, Getting our bodies back, The Social Face of Buddhism, Gateway to the miraculous.
Een Gateway to the miraculous; dat is wat Boulder in vele opzichten is. In de Boulder Weekly las ik de curieuze mededeling dat `de lucht in Boulder een te laag gehalte aan realiteit bezit.’[1] En in de bibliotheek van het Naropa Instituut, vernoemd naar Allen Ginsberg en in 1993 ingewijd door een groep zoemzingende Tibetaanse lama’s, hangt in de hal een bord met de tekst: `de werkelijkheid is voor mensen die het aan fantasie ontbreekt.’

- Tom Peters’ Beat Book Shop: 1713 Pearl Str., Boulder Co 80302, # 303 444 7111.

(* Onder de kop Reality check in de Boulder Weekly stond die week te lezen: `”De lucht in Boulder bevat een zeer laag gehalte aan realiteit”, zegt hoofd ingenieur Hugh Jorgen van het National Centre of Atmospheric Research. “In sommige buurten is het realiteitsgehalte lager dan veilig kan worden geacht. Soms zo laag als vijftig partikels per miljard. Als de concentratie in de atmosfeer dit soort niveau’s bedraagt, zien we een toename in vreemd gedrag.”)

In de bibliotheek vraag ik een film op van Harry Smith die op video is overgezet: Heaven and Earth Magic, het magnum opus waar de alchemist-cineast twintig jaar aan zou hebben gewerkt, veelal liggend in bad. De badkuip was Harry’s favoriete werkplek voor toepassing van een procédé waarbij hij filmframes met de hand beschilderde en bewerkte.
Smith heeft in zijn leven in totaal 23 films gemaakt in een stijl die door filmkritici is omschreven als `picturaal, hallucinant en hermetisch.’ Zelf noemde Harry zijn filmwerk een vorm van `magisch illusionisme’. De uitvinder van de cinema zou volgens Harry de legendarische monnik, filosoof en wiskundig-geleerde Giordano Bruno zijn geweest die op de brandstapel belandde omdat hij zich met zijn lumineuze geest de wrok van de kerkelijke authoriteiten op de hals had gehaald.

Nadat ik de videoband van Heaven and Earth Magic in de recorder heb gestopt en een koptelefoon om mijn hoofd heb geklemd, hoor ik geluiden van vogels en van kletsende mensen, een bel, klokken, stoomlocomotieven, brommers, verkeer, een roeispaan in water, het klotsen van golven tegen de boeg van een schip, koegeloei, machinegeluiden en kikkergekwaak. Ik zie bewegende poppetjes, fantasierijke contouren, voortdurende transformaties van getekende figuren en kleurvlakken. Erg psychedelisch van aard, een beetje in de stijl van de collage-filmpjes uit Monty Python’s Flying Circus. De filmbeelden zijn over het algemeen nogal wreed en elementair. Ik zie een injectienaald die in een oogbal wordt gestoken, krioelende insecten, rondtollende reptielen en een feest van dansende skeletten. De film duurt pakweg een half uur.
Op de videofilm na is er verder weinig van of over Harry Smith te vinden in de bibliotheek. Zelfs in de dikke biografie over Allen Ginsberg is de moderne Prospero alleen traceerbeer in een minuscuul voetnootje, en dan nog zonder verdere uitleg. Na lang zoeken in kaartenbakken en registers kom ik op naam van Harry Smith dan toch een soort kaartje tegen, waarop behalve een nummer en een stempel van het Naropa Instituut de volgende tekst staat:

En met de zonden van de kinderen moeten de ouders gekweld worden
- levensloop van Harry Smith, door hemzelf geschreven:

`Geboren in Portland, Oregon, als kind van ouders wier dwaasheid wat betreft hun geslacht tot een cyclische sociale en religieuze manie voerde. Deze dwong hem om zijn eigen dualiteit met groot enthousiasme te omarmen en een huwelijk met het dualistische principe aan te gaan: `Breng de mensen zover tot ze denken dat ze denken, en ze houden van je. Breng ze tot denken, en ze haten je.’ Natuurlijk leverden de omvang van zijn oneindige ellende en zijn welbekende begeerte hem menig private en publieke mecenas zodat hij zijn uitstapjes naar de afgestompte honger aan de grens van stem en visioen kon financieren. Hij heeft ongeveer 1500 opnames gemaakt voor beperkt wetenschappelijk gebruik en zo’n 120 commerciële filmpjes. Hij heeft 23 films geproduceerd, waarvan ongeveer de helft gemakkelijk te verkrijgen is.Hij is naar Boulder gegaan om te ontdekken waarom hij zo’n verdomde zot is, en hij had gehoord dat Boulder de beste plaats is om dit te doen.’

Ook vond ik een wit briefje waarop met een typemachine de titels stonden getikt van colleges die Smith in de vier jaren van zijn aanwezigheid in Boulder heeft gegeven:

1. de rationaliteit van het naamloze
2. is zelfreflectie mogelijk?
3. communicatie, quotatie en creatie
4. de grammatica van het bewustzijn

(foto van Allen Ginsberg en Harry Smith, genomen in Ginsbergs appartement in New York, met als onderschrift: ‘Clowning Around…’)

Harry Smith verbleef een viertal jaren in een kleine houten barak op het terrein van het Naropa instituut, temidden van zijn curiosa: zijn kasten vol geluidsbanden, papieren vliegtuigjes en speelgoed, zijn prullaria, boeken en katten. Het gebouwtje – een soort schuur eigenlijk – doet nu dienst als atelier voor studenten die op bibliofiele wijze dichtbundels willen leren drukken. In het huisje staat de Kavyantra Press oftewel de `poëziemachine’, een handmatig te bedienen drukpers gebouwd door Vandercook Chicago aan het einde van de vorige eeuw.
In het huisje ontmoet ik Neil Gil, een vriendelijk ogende kerel met een ringbaardje, een rond brilletje en een wat opdringerig buikje dat zich strakspant onder een donker T-shirt met het opschrift Grease. `Dit gebouwtje is een klein heiligdom’, zegt Neil. `Harry’s geest hangt hier nog altijd.’ Hij leidt me rond door de diverse vertrekken. `Dit is waar hij sliep, dit was de living, hier was de keuken en hier was de badkamer… Er is flink uitgemest toen Harry was overleden. Containers vol met spul, takken, boomstronken, boeken, keien, speelgoed, papieren vliegtuigjes, dagboeken en geluidsbanden hebben we uit het huisje geruimd. Gelukkig is vrijwel niets zomaar weggegooid of beland op de vuilnisbelt. Door sommigen is letterlijk gevochten om de nalatenschap.’
‘Alles in zijn woning, zijn leven, zijn omgeving was onderwerp van een voortdurend experiment. Harry maakte hele geluidscomposities van een druppelende kraan, een fluitende theeketel, een aanslaande koelkast. Hij maakte ook opnamen van de footballwedstrijden, van het geluid dat opsteeg uit het stadion, hij probeerde zelfs het geluid vast te leggen van sneeuw die smolt. Van al zijn verrichtingen hield hij een logboek bij.’
`Hier’, zegt Neil, `op de plek waar nu de drukpers staat stond destijds de bedbank waarop Harry sliep. Midden op het bed lag de uitgedroogde placenta van een van zijn katten die in dit huisje was bevallen. De placenta zag eruit als een ster. Niemand mocht de vlek verwijderen.
De kinderen van Boulder kenden Harry als Mr. Magoo. Ze vonden dat hij leek op een kabouter. Hij had meestal veel bekijks als hij ‘s zomers door de tuin dwaalde met zijn koptelefoons om en een microfoon in de hand, bezig als hij was om geluidsopnamen te maken van de eekhoorntjes of vogels of van zijn jeugdige toeschouwers.
Hier op deze tafel stond altijd zijn grote oude Philips magnetofoon met twee spoelen. Onder de tafel lag een stapel zwarte dunne dozen waarin hij zijn metaalbanden bewaarde, stuk voor stuk nauwkeurig gedateerd. Harry zei dat hij werkte voor het Smithsonian Instituut, dat hem betaalde om opnames te maken van situaties die blinde mensen in het dagelijks leven nogal onzeker maakten. De bedoeling was dat Harry’s tapes gedraaid zouden worden in auditoria waar blinden vertrouwd konden raken met chaos en rumoer.’
Na de rondleiding door Harry’s Place zet Neil zich weer aan het werk achter de zwartglimmende en goedgeoliede Kavyantra Press. Het boekje dat hij bezig is te drukken heet `Passing Freaks & Graces’. De poëzie is van een vriendin, de pentekeningen zijn van Arthur Still, de zoon van het gelijknamige bandlid uit Crosby’s, Still, Nash & Young.

Early Abstractions by Harry Smith

De weefmeester van de verloren draad

(voor Harry Smith, 1923?-1991)

de heer die ik probeer te zijn
toont zich als primaat:
`Is het niet schrikken hoe vaak
ik uw geachte neef was?’

wie kan hier de laars-
zwarte koffie uit Marokko
wat schelen? Breek een vlam
en je bent een klotegenie!

massagenezingen zullen spoedig volgen
de artsen zullen ontiegelijke
tovertrucs ondergaan

hij, die de maan viert
kan de sneeuwval hem verwonden?

lik, jullie politieheren,
lik de tranen van mijn haren!

bevrijd mijn betaling in munten!
alles strikt cash, wij allen
vertrouwen in god
van augustus tot april.

(het rookhol stal koren-
veldwijs van het brandpunt der rede-)

regen
is reiner dan bloed

gevorderden, zieken en slechten:
allen eindigen in dezelfde
etensrestenbak

hoe ernstig we zijn:
onze borsten
zijn groter dan
hoofdjes van baby’s!

het touw krijgt weer kleur en
beweging door trilling

heeft iemand een mes, opdat ik
mijn koffie kan snijden en
hem een douche aanbieden?

hang me op, alsjeblieft,
na de dood!

gedicht van: Christian Loidl

Oorspronkelijke titel: `Der Webmeister des verlorenen Fadens’, uit: Christian Loidl, Christian Ide Hinze und Winfried Gindl, Die Jack Kerouac School of Disembodied Poetics (Klagenfurt 1992), p.116- vertaling Ludo Blok.

Harry Smith stierf op 27 november 1991, tijdens een uitstapje naar New York waar hij in het Chelsea Hotel verbleef. Als reden van overlijden is opgegeven: een hartstilstand. De mythevorming rond zijn persoon is er alleen maar door verhevigd, zo merkte ik toen ik Boulder vorig jaar bezocht. Uit de verhalen die mensen me vertelden, kwam Harry nauwelijks als een mens naar voren. Iedereen die hem van nabij had meegemaakt, had wel een verhaal paraat over zijn, met geheimzinnige gebeurtenissen gepaard gaande, confrontatie met de magier annex hoogleraar en kunstenaar.
Het patroon van die verhalen vertoont sterke overeenkomsten. Meestal zijn er atmosferische merkwaardigheden die Harry’s verschijning begeleidden, kon de vreemdste taal uit zijn mond worden opgetekend en schijnt zijn curieuze verschijning een verlammende indruk te hebben gemaakt op de omgeving. Daarnaast zijn er de wonderlijkheden die meestal alleen zijn voorbehouden aan heiligenlevens, zoals Harry die zich nooit waste, maar toch niet stonk of smerig was. Harry die nooit at, maar toch stokoud werd (of die indruk maakte). Harry die een formule wist waarmee je jezelf onzichtbaar kon maken. Harry die kon communiceren met objecten en dieren. Harry die in contact stond met hogere machten. Tenslotte zijn er dan ook nog de geruchten als zou Harry hebben gewerkt voor de CIA.
Doug Thorburn, advocaat in Boulder, lokte me mee naar een Old England-achtige kroeg, met de belofte dat hij `hele verhalen’ over Harry had te vertellen. Ik was hem tegen het lijf gelopen in de Beat Bookshop van Tom Peters; een blonde, sympathieke man van middelbare leeftijd met heldere, ontwapenende blauwe ogen. Hij had zich uit eigen beweging in het gesprek gemengd toen hij hoorde dat ik op zoek was naar verhalen over Harry Smith. `Ik ben toehoorder geweest bij enkele van zijn colleges toen ik als aspirant dichter een zomercursus volgde aan de Jack Kerouac School of Disembodied Poetics’, zei hij.
In de Old England kroeg laat Doug de ene na de andere `sjneps’ aanrukken door een serveerstertje in cocktailkledij.
Hij dwaalt voortdurend af, maar uiteindelijk komen dan toch `some great interesting stories about Harry’ boven die Doug me niet wilde onthouden. `Harry leefde voortdurend op de pof. Hij was een professioneel uitvreter die van iedereen geld leende en zelf nooit geld had. Harry verkocht zelfs de boeken die hij cadeau kreeg of die hij van anderen had geleend. Ik weet dat hij op gegeven moment een film wilde maken en toen naar een vriend is gegaan die hij van zijn plannen vertelde. Harry zei dat hij geld nodig had voor zijn film, en vroeg of hij wat geld kon lenen om naar New Jersey te reizen waar hij iemand kende die hem verder kon helpen. Eenmaal in New Jersey vroeg hij aan diegene of hij niet wat geld kon lenen om in Washington DC te geraken, waar hij mogelijkheden zag om geld in te zamelen. Via de talloze mensen die hij benaderde op zijn omzwervingen, heeft hij honderdduizenden dollars bijeen gekregen. Toen hij eenmaal genoeg geld had voor de film, heeft hij het bedrag aan een of andere snoeshaan in San Francisco overgemaakt. Het geleende geld heeft hij nooit teruggegeven.’

vroeg schilderij van Harry Smith

Ook bij Tom Peters van de Beat Bookshop is de drank onontbeerlijk om meer over Harry Smith te weten te komen. In zijn boekwinkel reageerde Tom erg ontwijkend op mijn vragen. `Ik kende Harry niet echt goed’, zei hij. Van anderen had ik juist gehoord dat Harry nogal op Tom gesteld was.
`Ik zag hem niet regelmatig’, zei Tom. `Ik had niet genoeg boeken die hem interesseerden. Hij wilde dat ik alle boeken over eugenetica voor hem apart zou leggen. Maar ik bezit vooral een literaire boekhandel zoals je kunt zien, en geen medische. Achteraf gezien was dat misschien een geluk. Bij zijn dood was Harry me maar zeven dollar schuldig.’
Nadat ik een boek en wat briefkaarten heb aangeschaft is Tom iets toeschietelijker. Hij zegt: `kom maar terug na sluitingstijd, dan zal ik je een en ander vertellen.’
De dorst blijkt ‘s avonds echter sterker dan de belofte om verhalen over Harry uit de doeken te doen. Tom voert me mee van het ene naar het andere bierhol en giet aan de lopende band pitchers met Miller High Life bier naar binnen. We eindigen in de Sundown Bar, waar Tom een toast uitbrengt. Hij drinkt zijn glas leeg, veegt zijn mond af met de bovenkant van zijn hand en vraagt: `Ben je al in Harry’s Place geweest?’
Ik knik. `Was het daar destijds echt zo’n smeerboel als me verteld is?’
There was dirt in the bathtub, but it wasn’t dirty. You know the difference?’, zegt Tom.
`Wat is vies… sommige mensen vinden de natuur ook vies. Bij Harry thuis trof je stenen aan, zand, mos, takken. Maar geen stinkende berg afval. Het was er niet schoon maar ook niet smerig, weet je wel. Harry stonk niet. Hij was op een bepaalde manier zelfs erg netjes en goed geordend. Alles bij Harry had z’n plaats. Hij verzamelde en catalogiseerde alles wat hem interesseerde. Flyers van radioshows die hij had opgenomen. Papier, speelgoed, tarot-kaarten, lege potjes van zijn babyvoedsel-maaltijden, potjes van de pillen die hij slikte. Harry was verslaafd aan valium en hij rookte voortdurend wiet die hij op doktersrecept in grote hoeveelheden in huis had. Hij was nog maar pas afgekickt van zijn alcohol-verslaving toen hij naar Boulder kwam. Toch praatte hij nooit over zijn drankprobleem. Als mensen hem vroegen hoe hij er zo goed in slaagde sober te blijven, zei hij: valium werkt net zo goed.’
`Over het jaar van zijn geboorte bestaat onduidelijkheid.’
`Harry deed daar altijd heel geheimzinnig over. Hij wekte de indruk stokoud te zijn, veel ouder dan de leeftijd die in zijn documenten stond. Dat kwam vooral omdat hij zich zo langzaam voortbewoog. Harry hield rekening met de mogelijkheid dat hij een bastaardzoon was van Allister Crowley met wie zijn moeder in haar jeugdjaren contact had gehad. `Do As Thy Wilt Shall Be The Whole Of The Law’, de bekende frase van Crowley, was altijd een van Harry’s credo’s.
Voor zover ik weet groeide Harry op in een vrijmetselaarsfamilie in Oregon. De man die hem opvoedde, zijn officiële vader, zat in de zalmvishandel. Zijn moeder was lerares op een lagere school.’
Ik vraag Tom hoe het kan dat vrijwel iedereen die naar Harry Smith luisterde tijdens zijn lezingen een totaal andere versie van zijn vertoog reproduceerde. Zowel Christian Loidl als Doug Thorburn hadden me verteld dat niemand bij het overlezen van de aantekeningen dezelfde weergave had van de colleges.
Tom: `Harry had de gewoonte om geen enkele zin die hij begon af te maken, hij sprak volstrekt niet lineair. Allen Ginsberg zei soms tegen hem als hij weer halverwege een zin bleef steken: “maak je zin eens af, Harry!” Waarop Harry zei: “Ik heb m’n zin afgemaakt, eh eh… is een perfect legitieme manier om een zin te beëindigen.” Wat Harry zei was vaak even duister als geniaal. Tussen alle gekwaak en gegniffel kon je plotseling de prachtigste flarden tekst opvangen.’


(omslag van het vierde deel uit de omvangrijke collectie met historische opnamen uit de Amerikaanse bluesmuziek. Het omslag is afkomstig uit een boek over magie, uit de gigantische boekencollectie van Harry Smith, die volgens sommigen geheel en al ‘bij elkaar gejat’ zou zijn uit hebberigheid, volgens hemzelf ‘om in zijn levensonderhoud te voorzien’.)

Christian Loidl had me een lijst laten zien met quotes die hij en de dichter Jack Collom hadden opgetekend tijdens de colleges die ze in Boulder bij Harry hadden gevolgd. Enkele fragmenten:

`Regen is reiner dan bloed’
`Onze borsten zijn groter dan de hoofdjes van baby’s.’
`Chinezen hebben altijd gezocht naar het imperfecte.’
`Ik zou het nu graag gaan hebben over reincarnatie in de poolregio’s.’
`Als een baby veel huilt, zal het later in het leven juist veel zingen.’
`De Aurora Borealis wordt veroorzaakt door de doden die voetballen op de maan.’
`Ik heb bemerkt dat vliegtuigen, als ze in een bepaalde windstroom vliegen, precies zo klinken als lange tibetaanse woudhoorns.’
`Ik ontving mijn basisonderwijs in de baarmoeder van mijn moeder en ik leerde dat alle andere scholastische organisaties daaraan inferieur zijn.’

Tom: `Harry was tot bisschop benoemd in de orde van Thelemieten, een gnostisch gezelschap dat gezeteld was in New York. De mijter die bij zijn benoeming hoorde had Harry gevouwen en geplakt van krantenpapier en de omslagen van tweedehands paperbacks. In die mijter en mantel heeft hij eens een ceremonie geleid in het footballstadion, een soort lentehuwelijk waarbij iedereen met iedereen trouwde, mannen en vrouwen. Tot grote verontwaardiging van de goegemeente die hun eigen kerkdiensten bespot zagen en een proces tegen hem aanspanden wegens blasfemie. Tegen de rechter heeft Harry gezegd: “Edelachtbare, als iemand die al twee keer het laatste sacrament toegediend heeft gekregen, maar nog steeds leeft, kan het niet anders of ik ben door de goden bevoordeeld. De ceremonie is op hun voorspraak gebeurd en zou zonder hun toestemming ook nooit hebben plaatsgevonden…”‘
Tom klampt een van de serveerstertjes aan en kijkt haar diep in de ogen. `Can you bring me another beer please?’
Het bier wordt gebracht, en er volgen er meer. Tom begeeft zich in het gedruis, maakt een ronde langs zijn biljartende vrienden. Draaierig van de alcohol pak ik het opname-apparaat in, sta duizelig op om afscheid van Tom te nemen. Hij is verontwaardigd dat ik niet langer blijf en roept me na, als ik de trap oploop: `kom je niet mee om Harry’s mijter te bekijken, en zijn mantel? Ik heb ze beide thuis in mijn bezit. Een echte bezienswaardigheid!’

Met dank aan Ludo Blok en Christian Loidl, voor hun medewerking en toestemming tot publicatie

Alle illustraties bij dit artikel zijn eigendom en afkomstig van het:

HARRY SMITH ARCHIVES
PO BOX 1269
STUYVESANT STATION
NEW YORK, NY 10009

Geraadpleegde bronnen:

`A Rare Interview With Harry Smith’, door John Cohen in: Sing Out! – The Folk Song Magazine, volume 19/number 1 april/may 1969.

- Een beschrijving van Harry Smith – onder de naam Bill India – is te vinden in Sleeper van Bob Rosenthal. Weird & Evil.

- Notes by Jack Collom, 16 juli 1990 (Harry Smith speaks on creation myths) / archief Christian Loidl

- UPI – obituary Harry Smith/ telex: 28 november 1991 (nwp00023)

- Harry Smith, 1923 – 1991 door J. Hoberman in de Village Voice van 2 – 9 december 1991.

- `The Art of Alchemy; The incredible world of Harry Smith’, by John Feins

- `Ich bin vom C.I.A. …’; uitwerking van gesprek dat drie studentes van de Jack Kerouac School of Disembodied Poetics voerden met Harry Smith in zijn kleine barak bij het Naropa Instituut in Boulder. (in: Christian Loidl, Ide Hinze und Die Jack Kerouac School of Disembodied Poetics, Klagenfurt 1992, p.121)

- `Der Webmeister des verlorenen Fadens: Harry Smith’, door Christian Loidl, in: Christian Loidl, Christian Ide Hinze und Winfried Gindl, Die Jack Kerouac School of Disembodied Poetics (Klagenfurt 1992), p.116 – 119)

_ `Und die Sunden der Kinder sollen an den Eltern heimgesucht werden’ – Lebenslauf von Harry Smith, verfasst von ihm selbst. (in: Christian Loidl, Christian Ide Hinze und Winfried Gindl, Die Jack Kerouac School of Disembodied Poetics (Klagenfurt 1992)

- Boulder Weekly. `Reality check’, 14/VII/96.
De werken van Harry Smith:

De
MORE WORK
Paintings

FILMOGRAPHY

    • Number 1-5, 7, 10 Early Abstractions (1939-1956, orig. 35mm, 16mm, color, 23 min., sound) The seven films that make up Early Abstractions are spliced together to be projected as a unit. *
    • Number 6 – 3-D film (ca. 1948-1951, 16mm, color, 1 1/2 min, silent)
    • Number 11 Mirror Animations (1957-1962, 16mm, color, 3 1/2 min., sound )
    • Number 12 Heaven and Earth Magic (1959-1961, 16mm, B&W, 66 min., sound) *
    • Number 13 OZ: The Approach to Emerald City (1962, 35mm, color, silent)
    • Number 14 Late Superimpositions (1964, 16mm, color, 31 min., sound) structured 122333221
    • Number 15 Seminole Patchwork Quilt Film (1965-66)
    • Number 16 The Tin Woodman’s Dream or Kaleidoscope (1967, 35mm, color, wide screen, 14 1/2 min., silent)
    • Number 17 Mirror Animations, Extended 1979 version (1962-79, 16mm, color, 11 min., sound)
    • Number 18 Mahagonny (1970-1980, 16mm, color, 4-screen process, 141 min. non-synchronized sound) Being a mathematical analysis of Duchamp’s “La Mariee Mise En Nu Par Les Celibataires” expressed in terms of Weill’s score for “The Fall of Mahagonny” with contrapuntal images (not necessarily in order) derived from Brecht’s libretto for the latter work.
    • Number 19 Excerpts from OZ: The Approach to Emerald City
    • Number 20 Fragments of a Faith Forgotten, #’s 13, 16 & 19 = #20, (1981, 35mm, color, 27 min., silent)


RECORD COLLECTIONS

    • Anthology of American Folk Music,1952, reissiued 1997 Smithsonian Folkways
    • Anthology of American Folk Music Volume 4, 2000.
      The Harry Smith Archives launches its new recording label with Smith’s secret volume in conjunction with Revenat Records.
    • The Fugs First Album,1965 Folkways Records
    • Kiowa Peyote Meeting, 1973 Folkways Records
    • My First Blues by Allen Ginsberg, 1976 Folkways Records


DESIGNS

    • Collected Poems 1947-1980 by Allen Ginsberg 1984 Harper and Row
    • White Shroud Poems 1980- 1985 by Allen Ginsberg 1986 Harper and Row
    • The Annotated Howl by Allen Ginsberg 1986 Harper and Row
    • Holy Books of Thelema by Aleister Crowley, 1986 Weiser Books
    • Book by Henry Miller, San Francisco, 1940′s


COLLECTIONS

    • Paper Airplane Collection – Air and Space Museum, Smithsonian Institution
    • Seminole Patchwork Quilts – Anthropology Department, Smithsonian Institution
    • String Figures – Office of Folklife Programs, Smithsonian Institution
    • Goteborg Ethnographic Museum, Stockholm Sweden


GRANTS AND AWARDS

    • Solomon R. Guggenheim Foundation 1949
    • Isabella Gardener 1971
    • American Film Institute 1975
    • CAPS 1975
    • Arthur Young 1973
    • Grammy Award for Contribution to American Folk Music 1991
    • Rex Foundation Grant 1989-1991


FILM COLLECTIONS (SELECTED)

    • The Museum of Modern Art, New York
    • Anthology Film Archives, New York
    • Oesterreichishes Filmmuseum, Vienna
    • The British Film Institute, London
    • The Cinematheque Francaise, Paris
    • The Australian Film Archives, Sydney
    • Svenska Filminstitutet, Stockholm
    • Moderna Museet, Stockholm


SELECTED SCREENINGS

    • 1947-1950 The Art in Cinema Society, San Francisco Museum of Art (Including “Five Instruments with Optical Solo” -one man show)
    • 1963-64 Film-Makers’ Showcase (Gramercy Arts Theater)
    • 1965-68 Film-Makers’ Cinematheque, New York City
    • 1966 New York Film Festival–”The Films of Harry Smith”
    • 1968 The Jewish Museum, New York City
    • 1971 The American Independent Film series, Museum of Fine Arts, Boston
    • 1972 New Forms in Film–Solomon R. Guggenheim Museum
    • 1974 New Forms in Film–Montreux, Switzerland
    • 1975 Centre Georges Pompidou, Paris
    • 1975 Kennedy Center for the Performing Arts, Washington, DC
    • 1975 Whitney Museum of Modern Art, New York
    • 1978 Biennale di Venezia (“Junggesellenmaschinen Le Machines Celibataires)
    • 1980 Anthology Film Archives, Premiere of No. 18, Mahagonny
    • 1981 Moderna Museet, Stockholm
    • 1983 Amos Carter Museum, Fort Worth, Texas (Experimental & Avant-Garde Films in America, From the Twenties through the Fifties)
    • 1993-94 Anthology Film Archives, Heaven & Earth Magic with original frame filters on Magic Lantern Projectors
    • 1995 Saint Mark’s Poetry Project, Premiere of Number 6, 3-D film


LECTURES AND TEACHING POSITIONS (SELECTED)

    • Naropa Institute Summer Writing Program, Boulder, CO 1988-1990
    • Bard College MFA Summer Arts Program, 1985
    • The Schreber Case:Contemporary Views, SUNY/Stony Brook, 1984
    • Yale University Film Department, 1965


INTERVIEWS (SELECTED)

    • Belile, Liz and Borrus, Beth. “Interview with Harry Smith.” Bombay Gin1989.
    • Cantrilles Filmnotes Australia, No 19 October 1974.
    • Cohen John.”A Rare Interview with Harry Smith” Sing Out!: The Folk Song Magazine, Volume 19 Nos. 1 & 2 1969.
    • Frakes, Clint. “Interview with Harry Smith.” Once and For Allmanac 1989.
    • Karlenzig, Warren. “The Art of Alchemy.” AS IS 1989.
    • Kolikitas, Dawn. “Film and the Occult.” Poetry Flash July 1988.
    • Sitney, P. Adams. “Harry Smith Interview.” Film Culture Reader, Praeger, New York, 1970 (reprinted from Film Culture, #37, 1965)


BIBLIOGRAPHY (SELECTED)

    • Berge, Carol. “Dialogue Without Words: The Work of Harry Smith.”, Film Culture #37, 1965.
    • Cantwell, Robert. When We Were Good “Smith’s Memory Theater” Harvard University Press, 1996
    • Carroll, Noel. “Mind, Medium and Metaphor in Harry Smith’s Heaven and Earth Magic.”, Film Quarterly, Winter 1977-78.
    • Hoberman, J. “Animators from Hell.” Premiere Magazine, April 1991.
    • Igliori , Paula. “American Magus Harry Smith: A Modern Alchemist” Inanout Press, May 1996.
    • Manvell, Roger. Experiment in the Film The Grey Walls Press Ltd, 1949.
    • Marcus, Greil. Invisible Republic: Bob Dylan’s Basement Tapes, Henry Holt, 1997 and Mystery Train E.P. Dutton, 1975, 2nd Ed. 1997
    • Nogues, Dominique. “Les 4000 Farces du Diable: Le Cinema de Harry Smith” L’Art Vivant 1977.
    • Renan, Sheldon. “An Introduction to the American Underground Film.” Dutton, New York 1968.
    • Singh, Rani. The Last Day in the Life of Harry Smith Film Culture # 76 June 1992.
    • Sitney, P. Adams. “Visionary Film: The American Avant-Garde ” Oxford University Press 1979.
    • Sitney, P. Adams. “The Avant-Garde Film “, Anthology Film Archives 1976.

http://www.harrysmitharchives.com/