vrijdag 25 juni 2010

Vishnu's amuse gueule en Ah-Pooks lekkernij




Vishnu's amuse gueule en Ah-Pooks lekkernij


essay van Serge van Duijnhoven

over de hernieuwde angst voor een op handen zijnde nucleaire apocalyps, de kristallijnen traan van Robert “Doctor Atom” Oppenheimer, over Ah Pook de Vernietiger, de problematische betekenis van het getal nul in de Mayacultuur, over Lucy Walker’s langverwachte documentaire Countdown to Zero, het utopisme van de Global Zero Movement en de ultieme poging van de mens om zich te verlossen van het nucleaire kwaad. Is het twee voor twaalf? Eén moment voor nul? Of is het al te laat?

zie ook de officiele weblog van de auteur, voor een uitgebreide versie met illustraties en trailers:
http://sergevanduijnhoven.wordpress.com/2010/06/23/vishnus-amuse-geuele-en-ah-pooks-lekkernij/


trailer van de film Countdown to Zero:
http://www.festival-cannes.fr/en/mediaPlayer/10332.html


It is perfectly obvious that the whole world is going to hell. The only possible chance that it might not is that we do not attempt to prevent it from doing so.
- Robert Oppenheimer, citaat uit het boek Play to Live (1982) van filosoof Alan Watts.


Mijn geschiedenisprofs op de Universiteit van Amsterdam, waar ik van 1989 tot 1995 studeerde aan de afdelingen culturele, sociale en contemporaine geschiedschrijving, doceerden dat iedere generatie vroeg of laat geconfronteerd wordt met het onvermijdelijke existentiele trauma ten aanzien van de mogelijkheid van de nucleaire vernietiging. Het zwaard van Damocles dat sinds de uitvinding van Robert Oppenheimer’s atoombom in de jaren veertig, over de nekken hangt van onze ganse en gedurende vele millennia tot stand gebrachte menselijke beschaving.  In de jaren tachtig – de slotfase van de Koude Oorlog – liep ik samen met mijn meestal al wat oudere leeftijdsgenoten van de middelbare school, alsmede talloze ongeruste tegenstanders van de volkomen uit de hand gelopen nucleaire wapenwedloop in Amsterdam, Brussel, Bonn, London en Den Haag, massaal te hoop in door de Vredesbeweging gecoördineerde marsen tegen de bom. We droegen slogans mee op spandoeken als “Alle kernwapens de wereld uit, te beginnen uit Nederland”, “Liever een Rus in mijn bed, dan in mijn tuin een kruisraket”, “Ban de Bom”, “Vrede Nu”, en talloze slogans van dien aard die allemaal een uiting waren van een reëel gevoelde angst dat de krankzinnige militaire strategie van Mutual Assured Destruction (toepasselijk afgekort tot MAD) met tienduizenden kernwapens aan beide zijden van het IJzeren Gordijn, tot een daadwerkelijk nucleair Armageddon zou kunnen leiden.


Het was de tijd dat Doe Maar zong “en als de bom valt…”, dat pubers zich ostentatief tooiden in het plunje van de No Future, dat de wereld werd geschokt door beelden van de film The Day After, en dat anchorman W.L. Brugsma in zijn boek Europa, Europa onze planeet vergeleek met “een zinkend ruimteschip in de sterrenzee van de melkweg”, waar de enkele in diepe en donkere holen verscholen groepjes homo sapiens sapiens die de derde wereldoorlog zouden weten te overleven, hun volgende oorlog zouden uitvechten met stokken en speren. Angst was een modewoord dat in brede sociologische zin werd gebruikt voor een existentiëel onbehagen, welke de westerse mens als een loden mantel over zijn eigen schouders gedrapeerd had gekregen. Er lag, in die tijd, een mooie toekomst achter ons…
           
Met het einde van de Koude Oorlog, verdampte ook het angstzweet dat ons zo lang op het voorhoofd had gepareld. Er werden verdragen gesloten tussen de grootmachten die de kernwapenarsenalen uiteindelijk halveerden.

Het aantal landen dat de beschikking had over kernwapens bleef echter groeien. De technieken van centrifuge om hoogwaardig uranium te verkrijgen dat nodig is voor het produceren van een atomaire bom, zijn steeds minder exclusief en – zoals ik een wetenschapper hoorde uitleggen -, de middelen om de basis te leggen voor het maken van een kernbom zijn sedert 1945 drastisch „gedemocratiseerd“.   
            Vijfentwintig jaar heeft de nucleaire koorts zich koest gehouden. Een kwarteeuw lang. De dreiging dat er toch nog een nucleaire catastrophe op de loer ligt is daarentegen – ondanks de reductieverdragen van de grootmachten – niet af- maar toegenomen. De computergestuurde veiligheidssystemen die ons moeten behoeden voor een onverhoopte lancering van raketten, zijn steeds ingewikkelder geworden. Er zijn raketten zoekgeraakt. Er is nucleair materiaal gesmokkeld. En er zijn naast belingerente naties als India, Israël en Pakistan, inmiddels ook onberekenbare terroristische organisaties die er alles voor over hebben om zo’n Doomsday-Machine in handen te kunnen krijgen. Osama Bin Laden heeft berekend dat er – op basis van al het kwaad dat de Verenigde Satan van Amerika in de afgelopen eeuw heeft aangericht – minimaal vier tot vijf miljoen Amerikanen over de kling gejaagd dienen te worden opdat de balans in Allah’s ondermaanse zielenbazaar weer enigszins zal zijn hersteld.
            De tijden voor een nieuwe nucleaire koorts lijken ophanden. De mogelijkheid dat een volgende bom op Times Square of in de metro van London, Parijs, Brussel of Berlijn wel eens van nucleaire aard zou kunnen zijn, bezorgt autoriteiten in alle grote wereldsteden steeds grotere kopzorgen. Tientallen en inmiddels honderden meer of minder vooraanstaande wetenschappers, politici, activisten, zelfs legerofficieren en sympathisanten van over de hele wereld, hebben via onderling verbonden netwerken van think-tanks, lobbygroepen en vredes-organisaties, sedert enkele jaren het startsein gegeven voor een Global Zero beweging. Een soort 21ste-eeuwse variant op de Freeze, Vrede Nu! of Ban de Bom groeperingen die in de jaren tachtig het bloed onder de nagels vandaan haalden van rationale powerbrokers en communistenvreters. Met dien verschil dat het nu vaak juist de architecten en pleitbezorgers van de toenmalige Mutual Assured Destruction strategieën (Kissinger, McNamara, John McCain) zijn, die ijveren voor de nuloptie van „alle kernwapens de wereld uit“. Destijds een slogan die in Nederland was voorbehouden aan de alomtegenwoordige en immer strak in de plooi blijvende „geitenwollensokken redenaar in pullover en spijkerbroek“ Mient Jan Faber van het Interkerkelijk Vredesberaad IKV.
            Over precies deze problematiek heeft de jonge Engelse cineaste Lucy Walker nu een groots aangepakte shock-and-awe documentaire gemaakt, Countdown to Zero geheten. Een last warning genre-film, geheel in de trant van Al Gore’s An Inconvenient Truth uit 2006 over de opwarming van de aarde. „A fascinating and frightening exploration into the dangers of nuclear weapons, exposing a variety of present day threats and featuring insights from a host of international experts and world leaders who advocate total global disarmament.” Gesteund door een vijftigtal internationale organisaties en geproduceerd door Lawrence Bender, bekend als steunpilaar en geldschieter van Quintin Tarantino en de grote man achter – jawel – het educatieve docudrama van Al Gore.
Om de importantie van Walker’s film en de urgentie van het onderwerp te benadrukken, was er voor de recente wereldpremière op het filmfestival van Cannes een indrukwekkende delegatie afgevaardigd naar de persconferentie, inclusief koningin Noor van Jordanië – voorzitster van de Global Zero beweging – en Valerie Plame Wilson – wier identiteit als CIA-agente vlak voor aanvang van de Irak-oorlog werd gelekt door wraakzuchtige Republikeinen uit het Bush kamp, die met haar wilden afrekenen omdat haar man, ambassadeur Wilson, in een krant had durven beweren dat het spindocter-verhaal van vanuit Niger naar Saddam Hussein gesmokkeld verrijkt iranium, tot het rijk der fabelen moest worden verwezen.
Drie jaar lang heeft Lucy Walker met een uitgebreide crew aan de documentaire gewerkt. En in die tijd heeft ze een schat aan overtuigend, verontrustend of ronduit ijzingwekkend beeldmateriaal weten te verzamelen. Bijvoorbeeld van atoomfysicus Robert Oppenheimer bij wie een traan in zijn linker ooghoek opwelt als hij voor een televisiecamera van NBC vertelt hoezeer zijn uitvinding van de atoombom al vanaf het begin (om precies te zijn vanaf het tenuitvoer brengen van de eerste proef in de woestijn van New Mexico (The Trinity Explosion, 16 juli 1945) een verhaal uit de Bhagavad Gita bij hem in herinnering bracht. Oppenheimer refereert aan de sage waarin de Hindu-god Krisjna probeert zijn in sombere overpeinzingen weggezonken pupil Arjuna wakker te schudden door voor het eerst voor de prins te verschijnen in zijn huiveringwekkende, veelarmige gedaante Visjnu, pochend dat vanaf dat moment de krachten van Dood en Vernietiging een heersende plek hebben gekregen in het universum. Oppenheimer: “We knew the world would not be the same after this. A few people laughed, a few people cried, most people were silent. I remembered the line from the Hindu scripture, the Bhagavad-Gita. Vishnu is trying to persuade the Prince that he should do his duty and to impress him takes on his multi-armed form and says, “Now I am become Death, the destroyer of worlds.” I suppose we all thought that, one way or another.”



Een korte video-weergave van de Trinity Test Explosion waar Oppenheimer in het stuk hierboven naar verwijst: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/9/9d/Trinity_test.ogg


De scène van Oppenheimer en zijn kristallijnen traan die opwelt in zijn ooghoek, levert in het korrelige zwart-wit van Lucy Walker’s pellicule, een portret op van een sad and wise geworden man met diepe groeven in gelaat en ziel. Bewegend beeld dat zich gedurende het inzoomen op Oppenheimer’s oog tot een soort van daguerrot-type fixeert. Een etsnaald die diepe krassen nalaat in het netvlies van de kijker. Even is – via de reflectie van Oppenheimer’s blik – het wankelen van de wereld voelbaar geworden. Een minuut van cinematografisce magie die sterk genoeg is om ook de verdere film te kunnen (ver)dragen.

Klick hier om de scène te zien van Oppenheimer die zich rekenschap geeft van de apocalyptische atomaire erfenis waarmee hij zichzelf en de wereld heeft opgezadeld: http://www.youtube.com/watch?v=pdATuDKYlgA

“Now I am become Death, the destroyer of worlds.” I suppose we all thought that, one way or another.”


Misschien dat Lucy Walker’s documentaire er inderdaad toe bij kan dragen dat de mensheid zich opnieuw bewust wordt van nucleaire gevaren die sedert het einde van de Koude Oorlog weliswaar van de radar van ons bewustzijn, maar nimmer van deze aardbol zijn verdwenen. Als deze documentaire ergens heel duidelijk en verhelderend over is, dan is het wel over de diverse keren dat de wereld, zonder het te beseffen, al op of zelfs over het randje van de vernietiging heeft gebalanceerd. Op een haar zo na aan een nucleaire apocalyps heeft weten te ontkomen, vanwege veelal stilgehouden ongelukken, aberraties, mis-interpretaties, verroeste chips in computersystemen en op hol geslagen lanceringsmechanieken. Totnutoe heeft de mensheid zich telkens weer voor de finale val weten te redden, als een stramme clown die wat jammerlijke toeren uithaalt op het hoge koord boven een circuspiste. In de gevallen die Walker laat zien, is de redding telkenmale veel meer kwestie van geluk geweest dan wijsheid. Of de clown ook werkelijk accrobaat is, dient – zo valt te vrezen – ook in onze nabije toekomst telkens weer opnieuw te worden bewezen. Een kleine misstap, vergissing of te trage of paniekerige reactie kan fatale gevolgen hebben.

De „stirring cocktail of shivering truths about nuclear threats“ waarmee Lucy Walker en haar conglomeraat van opdrachtgevers het nucleaire issue onder de aandacht wil brengen van het grote publiek, wordt gecomplementeerd door statements van tientallen experts en wereldleiders die er op effectieve wijze de boodschap in weten te hameren dat er elk moment een tijdbom van jewelste af kan gaan als we niet snel drastische maatregelen nemen om het gevaar in te perken. Tony Blair, Frank von Hippel, Ahmed Rashid, Jimmy Carter,  Pervez Musharraf, ex-CIA agente Valerie Plame Wilson, Scott Sagan van Stanford University, Joe Crincione van het Ploughshares Fund… Maar ook een Georgische undercover-agent die smokkelaar Oleg Khintsagov betrapte op het proberen te verkopen van tientallen grammen verrijkt Plutonium aan Al Quaeda. Oleg zelf komt aan het woord („ik houd nou eenmaal van mooie auto’s en had wat centen nodig…“). Net als Mikhail Gorbachev, die verklaart hoe groot zijn spijt is dat hij er niet in is geslaagd om destijds in Reyckjavik (1986) met Ronald Reagan tot een deal te komen die de eliminering van kernwapens mogelijk had gemaakt voordat voortschrijdende proliferatie en versimpeling van de atomaire centrifugetechnieken dit doel zo goed als onmogelijk hebben gemaakt. En dan zwijgt Gorbi nog van de opkomst van steeds agressievere en gevaarlijker terroristische groepereringen en onverlaten die er sedert 1991 al in geslaagd zijn of nog in zullen slagen om gerede hoeveelheden hoogwaardig uranium en plutonium weggesmokkeld te krijgen uit de talrijke nucleaire kerkhoven en roesthavens in de voormalige Sovjetunie. Het asgrauwe en grimmige gelaat dat de laatste communistische oppervoorzitter van het Presidium hierbij trekt, laat ook uit het hart van de kijker alle licht verdwijnen. Gorbatchev valt stil. Hierover spreken valt hem te zwaar.
De onrustbarende conclusie van dit alles moge duidelijk zijn: al is de Koude Oorlog voorgoed verleden tijd, het risico dat er op een dag alsnog – al dan niet abusievelijk – atoombommen tot ontploffing zullen komen is helaas reëeler en de kwestie van het nucleaire gevaar is dus tevens acuter, dan ooit tevoren het geval is geweest. De enige manier om de tijdbom stil te zetten voor het Moment Nul is gepasseerd, is om zo snel mogelijk te komen tot een volledige, stapsgewijze ontmanteling van alle kernwapens en een grondig gecontroleerde opslag van alle resterende nucleaire materiaal waarmee atoomwapens gemaakt zouden kunnen worden in een “Fort Knox”-achtige opslagplek die op de zwaarst mogelijke manier dient te worden bewaakt door troepen van de Verenigde Naties. Om dit radicale idee mogelijk te maken, heeft de Global Zero beweging een concreet stappenplan uitgedacht, dat aan de politieke leiders van de wereld dient te worden voorgelegd en door allen ondertekend.
Alle kernwapens de wereld uit! Wie had dat ooit gedacht, met die slogan een kwart eeuw later nogmaals de straat op te kunnen trekken?

Indien de mensheid nog op tijd de touwtjes van zijn lot in handen wenst te nemen, en we onszelf en onze kinderen willen verlossen van het nucleaire kwaad, dan is er – aldus de makers van Countdown to Zero en het vijftigtal non-gouvernementele pleitbezorgers dat zich achter het project heeft geschaard – een heuse ommezwaai nodig in onze mentaliteit. A revolution of the nuclear mind, die net als destijds met het communisme door een kleine maar gezwind aangroeiende cohorte van voorlopers, met hun licht ontvlambare ideeen over een kernwapenvrije wereld, de maatschappij rijp dienen te maken voor de ommekeer. De mentale revolutie. Pioniers zijn het nu misschien opnieuw, net als destijds, maar renegaten straks beslist niet meer. Als de overtuiging eenmaal gemeengoed is geworden dat er geen andere mogelijkheid is om een nucleaire ramp te voorkomen dan door een volledige uitbanning van alle kernwapens wereldwijd. De mentale revolutie als conditio sine qua non voor des mensen collectieve voortbestaan, de geschiedenis lijkt hier met ironieen te strooien als ware het confetti…
            Het is juist hierin, in dit eigenlijk krankzinnige want tot gisteren totaal ondenkbaar geachte scenario van een hippie-achtige “mentale revolutie” als noodzakelijk breekijzer voor de toekomst van de mensheid, dat Lucy Walker zich gesterkt weet door een indrukwekkend Ban-de-Bom-defilé van zo'n beetje alle architecten en veteranen van de Mutual Assured Destruction, SALT en overige Atoomstrategieen die er nog in leven zijn. Als dat geen concrete verwezenlijking van “Zwaarden tot Ploegscharen” is, weet ik het ook niet meer.
             Walker weet aannemelijk te maken, middels talloze getuigenissen die het apostatische karakter dragen van een bekentenis of bekering, dat vele haviken van vroeger heden ten dage fervente voorstanders geworden zijn van het in godsnaam zo snel en zo zorgvuldig mogelijk opbergen en vernietigen van alle nucleaire speelgoed dat nog ergens in de rommelhoeken van deze planeet mag rondslingeren.
In feite valt de essentie van hun Global Zero-overtuiging perfect te resumeren in dezelfde mantra’s die hen destijds de kast op joegen. De smeekbeden die van evenveel bezorgdheid als wanhoop getuigden. Zorgkreten om de toekomst van het kroost en van de hele bewoonde wereld. Die door de ijzervreters van toen als naief werden afgedaan, de vijand in de kaart zouden spelen en de Navo uiteen zouden drijven. In plaats van de vrede dichterbij te brengen, hielpen ze de precair berekende balans tussen de blokken te verstoren.
Zie hier de revolutie, de radicale ommekeer die in de tussentijd daadwerkelijk al heeft plaatsgevonden in de hoofden van – pak ‘m beet – Henry Kissinger, F. W. de Klerk, Rolf Mowatt-Larssen, Pervez Musharraf, Andrew Koch, Jeffrey Lewis, Roger Molander, Mikhail Gorbachev, Zbigniew Brzezinski, Frank von Hippel, vallende-domino-steen theoreticus  Robert McNamara, START I-onderhandelaar Richard Burt, de rechtse dominee Richard Cizik van de ultra-rechtse New Evangelical Partnership: allemaal protagonisten van het pro-nucleaire kamp die keihard van hun geloof – en daarmee eigenlijk ook van hun voetstuk – zijn gevallen.
            Een louterende gewaarwording. Dominee Cizik verwoordt het als volgt: “…I used to think that ‘Well, we possess nuclear weapons in order to prevent their usage.’ We now know we live in a world in which if we possess them – if anyone possesses them – they will be used….We have to change our way of thinking. And if we can’t change our way of thinking, we won’t survive.…”. En het is niemand minder dan de Texaanse no-nonsense olieboer James Baker III (minister van Buitenlandse Zaken van 1989-1992) die op gedecideerd knauwende toon verkondigt dat: “All countries in the world have to sign a legally binding intrusively verifiable agreement to rid the world of nuclear weapons.”
  Op de persconferentie in Cannes, afgelopen mei, verklaarde Hollywood-baas Lawrence Bender: “this documentary should not be seen as a partisan movie.” Het nucleaire gevaar is geen kwestie die zich laat inperken in termen van partijpolitiek of het spectrum links-rechts. “It is a global issue of the most drastic existential nature imaginable”.  De film moet ook nog verkocht en – in ieder geval – gezien worden. Door een zo groot mogelijk publiek natuurlijk. “Of course the movie also had to be, to some extent, entertainment…”  Wat heeft het voor zin om een film te maken die geen ruimte laat voor de hoop? Een film die zo deprimerend is, dat geen welwillend mens ‘m kan bekijken.  Misschien, zo besluit Bender zijn gesprek met journalisten, is het beter om ietwat naief te zijn en speling te laten voor de hoop. Hoe onwaarschijnlijk of onterecht die dan misschien ook is. “The world has changed, the threats have changed. “
            Maar of ook de mensheid van nature kan veranderen? Hoorden we in de documentaire niet een kernfysicus verklaren dat „alles wat denkbaar is, ook werkelijk ooit wel zal gebeuren?“ Hoorden we studenten physica niet verklaren dat ze als eindexamenopdracht allemaal de opdracht kregen om met wat elementaire middelen een eigen kernbommetje in elkaar te knutselen (en dat bijna niemand in deze opdracht faalde)? En zullen de slechtwillenden onder ons – zelfs als de huidige arsenalen tot nul zullen zijn gereduceerd – echt geen pogingen meer ondernemen om de mogelijkheden van nucleaire energie ook voor andere doeleinden te gebruiken? Punten die aan het einde van de film ineens niet meer aan de orde lijken. Het laken met de kruimels wordt uitgeschud, en fluitend in de kosmos uitgehangen. Tatatie, tatata: the ultimate number is zero – de nul die aan het begin van de film de vorm krijgt van een schematische atomaire kern die na enig duwen en trekken in tweeën wordt gekliefd. Alle kernwapens de wereld uit, het is een nobel streven. Maar even onmogelijk als een terugkeer naar het moment van voor de oerknal. Want waarschijnlijk is het helaas zo dat om de aarde te verlossen van de Nemesis der nucleaire wapens, de aarde eerst toch echt zal moeten worden verlost van het woekerende plaagdier genaamd de mens.
De goedbedoelde nul-utopie van de Global Zero beweging, van veilig achter slot en grendel opgeborgen gevaren die het voortbestaan van de mensheid bedreigen, en waarin een gering aantal mensen een relatief vreedzaam of ongestoord bestaan leidt in evenwicht met het overige leven, is theoretisch en wetenschappelijk wellicht uitvoerbaar – maar menselijkerwijs ondenkbaar. Als zoiets ooit tot stand komt, zal het niet dankzij de wil van de sappelende, wraakzuchtige en steeds moorddadiger uitgeruste homo sapiens sapiens zijn.
            De vernietiging van de mens door daden van een uit de hand gelopen destructiedrang of “klipdrift”, of substitutie van de mensheid door de inzet van technologische artefacten, is natuurlijk een deprimerend en – voor mensen met kinderen of kleinkinderen – schrikbarend vooruitzicht. Maar zou enig verder ontwikkeld kunstmatig nageslacht van de mens een vernietigender uitwerking op de andere levensvormen kunnen hebben dan de mens zelf? Zou het verdampen van de agressieve mensaap mens in een atomaire wervelstorm werkelijk een onherstelbaar verlies betekenen voor de rest van de planeet? Zou het Paaseiland ooit hebben getreurd om het verdwijnen van de hoogbeschaafde micro-polynesiërs die er gedurende een millennium hebben huisgehouden tot er van de oorspronkelijke tropische flora en fauna niet meer dan een kale vulkanische rots in een onmetelijke Oceaan overschoot? “It’s cold out there, in universe”, hoorde ik Werner Herzog in Brussel eens verkondigen als commentaar op zijn film Grizzly Man.
Wat hij bedoelde was: het is een typisch voorbeeld van overmoed en anthropocentrisme om te denken dat de natuur mededogen zou kunnen tonen – of begrip zou moeten opbrengen – voor het wel en wee van ons aardse wedervaren. Een hermeneutisch beleefde verbondenheid met grizzlyberen in de wildernis van Alaska, betekent niet dat een hongerige of humeurige beerin zijn trouwste menselijke sympathisant in een ommedraai kan en zal verscheuren wanneer haar dit behaagt. De gemiddelde temperatuur in de kosmos bedraagt – zo hebben we met dank aan onze astro- en kosmonauten proefondervindelijk kunnen vaststellen – een weinig meer dan ZERO Kelvin. Omgerekend naar onze Europese thermometer is dat om en nabij de minus tweehonderddrieenzeventig graden Celsius. Cold indeed. Daar valt weinig op af te dingen…
In zijn wonderschone bundeling novellen Einsteins monsters (Contact, 1987) schrijft de Engelse romancier Martin Amis: “Wanneer ik omhoogtuurde naar ons kleine schijfje sterren (…), bespeurde ik alleen de bedrieglijke rust van de zwarte nachtkaart, waarvan de schoonheid een dekmantel was voor grootscheeps en routinematig geweld: het voortijlende heelal, met de razendsnel uiteenwijkende materie, dat bezig was te exploderen tot aan de grenzen van ruimte en tijd, een en al krachtvelden en krommingen, een en al chaos en tumult, oneindig en eeuwig vijandig…” (p.46, halverwege het verhaal “Bujak en de sterke kracht of Gods dobbelstenen”).


Een uiterst interessant boek, dat Einsteins monsters, om nu – een kwart eeuw na verschijnen opnieuw ter hand te nemen. Al was het maar om te bepalen in hoeverre de nucleair apocalyptische angstdromen van de romancier van toen (geboren in 1949) verschillen – of overeenkomen – met die van Lucy Walker (geboren in 1970) en haar produktieteam van Countdown to Zero anno 2010. Amis: “We zijn zeven minuten van een kernoorlog verwijderd, en die kan in een middag voorbij zijn. Hoe ver zijn we van kernontwapening verwijderd? We wachten. En de wapens wachten.” Een uitspraak die evengoed uit Countdown to Zero had kunnen komen, en die helaas nog altijd even waar is als toen.

In Walker's documentaire word je met statistieken van relevante getallen om de oren geslagen. Het aantal kernkoppen, het aantal landen dat momenteel beschikt over kernwapens, het aantal zoekgeraakte raketten, het aantal gezonken atoomonderzeeers, het aantal keren dat het bijna is misgegaan, het aftellen tot NUL dat is begonnen. Helaas wordt dit onrustbarende feitenmateriaal op nogal simplistische wijze geillustreerd middels plaatjes die uit een boek voor MBO-scholieren lijken te komen.
Natuurlijk is het zo dat niet alleen Walker op haar lieve vingertjes kan tellen. Ook in sommige radicale kringen wordt de teller van door de VS geslachtofferde geloofsgenoten nauwgezet bijgehouden. Tientallen vaak welgestelde, populaire en schrandere moefti’s, immams en mujaheddins zijn al sinds de jaren negentig koortsachtig bezig om in een wrekende genadeklap die ergens in het Amerikaanse heartland plaats zou moeten vinden, genoegdoening te verschaffen aan de zielen van vier tot vijf miljoen gesneuvelde moslims. Tegenover deze mathematische optelsom verbleekt het goedbedoelde terugtellen tot nul van Lucy Walker c.s. tot een wat cerebraal opgedreund kleuterliedje.
Het hoopvolle activisme van Lucy Walker c.s betreft – net als dat van de meeste humanitaire organisaties, anti-globalistische platforms en milieubewegingen – de zoveelste hedendaagse variatie op de aloude joods-christelijke verlossingsleer; een uiting van het geloof dat de mensheid hoe dan ook zijn lot in handen heeft. Bij de Groenen en Socialisten is dit het streven: bij te kunnen dragen aan een wereld waarin de mensheid weer de wijze en respectvolle rentmeester wordt van de hulpbronnen op aarde. In het geval van Global Zero is het de gedachte dat de mens in staat is om het kwaad “af te schaffen” als we daar met z’n allen maar hard genoeg ons best voor doen. Voor iedereen die zijn hoop niet heeft gericht op zijn eigen soort en het antropocentrische perspectief verruimt tot dat van de (astro)fysica of geologie, is de gedachte dat menselijk handelen de planeet met haar bewoners kan behoeden voor ondergang, verderf of extinctie, ronduit absurd.
            Als mensen zich vastklampen aan de hoop op een kernwapenvrije wereld, is dat niet zozeer vanuit een zekerheid dat dit echt mogelijk is, als wel vanuit angst voor wat er kan komen als zij die hoop opgeven. Net als de technologie heeft de wetenschap zich ontwikkeld om aan menselijke behoeften tegemoet te komen; de wetenschap ontsluit, net als de technologie, een wereld die mensen niet kunnen beheersen, of ooit volledig kunnen begrijpen. Het legaat van Socrates was om het najagen van waarheid te koppelen aan een mystiek ideaal van het goede. Toch stelde noch Socrates, noch enig ander denker uit oude tijden zich voor dat waarheid de mensheid vrij kon maken. Zij beschouwden het als vanzelfsprekend dat vrijheid altijd het voorrecht van slechts een paar mensen zou blijven: er was geen hoop voor de soort. De mensheid vormt een kudde die door een paar jankende honden al te gemakkelijk naar de hel kan worden gedreven.
Een ding is zeker: het geologische tijdperk dat voor enige millennia door een plaag van ambitieuze agressieve mensapen werd gedomineerd, zal niet eeuwig duren. Of de mens nu wel of niet zijn eigen vernietiging en dat van zijn habitat realiseert, doet niet terzake. Vroeg of laat zal ook onze dominante en oververtegenwoordigde zoogdiersoort van de kaart zijn geveegd.  Geen enkel organisme is volmaakt genoeg om resistent te blijven aan de voortdurende mutaties en fouten die garant staan voor het blijven tikken van de Tijd – het komen en gaan van alle wezens. En niemand zal de stelling kunnen logenstraffen dat ook de mensheid – als fossiel in de donkere aarde – zich vroeg of laat weer aan de oppervlakte van de evolutie zal onttrekken. Het imaginaire, smalle pad naar ‘verlossing van het kwaad’ of ‘afschaffing van het nucleaire gevaar’ is niet voor onze diersoort weggelegd. De homo sapiens sapiens zal eindigen waar hij begon: als kronkelende worm in de muil van de Tijd. Als Vishnu’s amuse gueule en Ah Pook’s lekkernij. Als hapje voor de eeuwigheid.

Post Scriptum  (voor de optimisten): wie zich niets wenst aan te trekken van deze pessimistische gedachte, putte troost uit de opmerking van W.F. Hermans dat ‘doemvoorspellingen toch nooit uitkomen’. (Om daar vervolgens meteen aan toe te voegen: ‘Andere voorspellingen ook niet.’ )



Serge R. van Duijnhoven (1970) is schrijver, dichter en historicus. Woonachtig te Brussel, geboren in Oss (Noord-Brabant, NL). Oprichter van tijdboek MillenniuM en de Stichting Kunstgroep Lage Landen. Verbleef in Sarajevo voor De Morgen en de Volkskrant. Debuteerde in 1993 met de dichtbundel Het paleis van de slaap (Prometheus). Frontman van het muziekgezelschap Dichters dansen niet. Recente publicaties: De zomer die nog komen moest (Nieuw Amsterdam), Klipdrift (Nieuw Amsterdam),{Balkan}Wij noemen het rozen (Podium), Fotografen in tijden van oorlog (Ludion), Obiit in orbit; aan het andere einde van de nacht (De Bezige Bij), Bloedtest (De Bezige Bij) en Ossensia Brabantse gezangen (Jan Cunen). Serge van Duijnhoven is freelance medewerker van Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer, alsmede van De Morgen en NRC-Handelsblad.Tevens werkt hij jaarlijks in Cannes als filmverslaggever voor het International Feature Agency.


Websites:
http://sergevanduijnhoven.wordpress.com/
http://www.lyrikline.org/index.php?id=60&L=0&author=sd0…
http://www.facebook.com/sergevanduijnhoven
http://www.reverbnation.com/dichtersdansenniet



 ADDENDUM

inzake Vishnu, Ah Pook en de problematische betekenis van het getal nul in de Maya cultuur


1.
VISHNU


Achtergrond van het verhaal uit de Bhagavad Gita, waarnaar door Robert Oppenheimer wordt verwezen in zijn beroemd geworden televisieinterview voor NBC in 1965:
De oude wijsgeer Krishna heeft zich ontfermd over de jonge krijgsheer en troonpretendent Arjuna. De prins dient in korte tijd te worden klaargestoomd voor de troon, en ondergaat tal van beproevingen. Krishna maakt zich rond het slagveld van Kurukshetra dienstbaar als Arjuna’s mentor, magister en “wagenmenner”. Arunja moet kiezen of hij ten oorlog wil gaan of niet. De vorstenfamilie Kauravas weigert hem als hun soeverein te erkennen en gemaakte afspraken over een soepele machtsoverdracht worden niet nagekomen. Krishna staat de prins met raad en daad terzijde. Gedurende de avonden in het legerkamp, vermaakt hij zijn vazal door hem het volledige verhaal van de Bhagavad-Gita toe te vertrouwen Arjuna wordt van een jonge onstandvastige krijger tot een ingewijde in de geheimen van het universum. “Will it be worthwhile, he asked himself, to annihilate his own kindred for the sake of a kingdom? Arjuna falters as the war is about to begin; he resorts to Krishna for guidance. It is at this juncture that Lord Krishna reveals the Bhagavad Gita to Arjuna. In it, Krishna deems it Arjuna’s duty to struggle to uphold righteousness, without consideration of personal loss, consequence or reward; the discharge of one’s moral duty, he says, supersedes all other pursuits, both spiritual and material, in life.” Om de kroonprins wakker te schudden uit zijn mijmerende staat – besluit Krishna zijn pupil een cocktail te bereiden van witte en zwarte magie. Hij verandert voor Arjuna’s ogen in Vishnu. Zijn vreeswekkende veelarmige avatar. De onnavolgbare. Acteur en regisseur. Krijger en verzoener. Charlatan en wetenschapper. Bedenker en vernietiger. Met zijn talloze vliegensvlugge vingertoppen kan hij het uitspansel van dit universum overal waar hij wil ondersteunen. Of – al naar gelang zijn luimen – in duigen doen vallen. Hij is de god van dood en leven, creatie en vernieling.

2.
Ah Pook


Ah Pook, of Ah Puch: God van de Vernietiging in de Maya Religie en Mythologie. Ah Pook is God van: Dood, Onderwereld, Vernietiging, Duisternis. “Ah Puch ruled Mitnal, the lowest level of the Mayan underworld. Because he ruled death, he was closely allied with the gods of war, disease, and sacrifice. Like the Aztecs, the Mayans associated death with dogs owls, so Ah Puch was generally accompanied by a dog or an owl. Ah Puch is also often described as working against the gods of fertility.”
bron: Austin Cline, About.com. http://atheism.about.com/od/mayangodsgoddesses/p/AhPuchMayan.htm


Fragment uit “Ah Pook the Destroyer” van William S. Burroughs, zoals te horen is op het album Dead City Radio (Island Records 1990):
“Question: What are we here for?”
“Answer: We’re all here to go…”
“Question: Who really gave their order?”
“Answer: Control. The ugly American. The instrument of control.”
“Question: If control’s control is absolute, why does Control need to control?”
“Answer: control needs time.”
“Question: is control controlled by our need to control?”
“Answer: Yes.”
“Why does control need humans, as you call them?”
“Wait… wait! Time, or landing. Death needs Time, like a junky needs junk.”
“And what does Death need Time for?”
“The answer is so simple. Death needs Time for what it kills to grow in. For Ah Pook’s sake.”
“Death needs Time for what it kills to grow in. For Ah Pook’s sweet sake? You stupid vulgar greedy ugly American death-sucker!”



3.
Het ondenkbare getal nul – en het einde der tijden
volgens de Maya cultuur van Midden Amerika


De Maya’s voerden een tijdrekening in die tot doel had het einde der tijden zo ver als ze maar konden voor zich uit te schuiven. Rond 300 na Christus construeerden ze een jaarkalender die uit 365 dagen bestond. Als het jaar zou eindigen zou volgens hun religie de tijd worden uitgeleverd aan de god van de dood. Oudejaarsavond zou dus uitlopen op een regelrechte catastrofe. Om dat te vermijden voerden ze een nieuwe jaarkalender in, nu één die een cyclus van 260 dagen beschreef. Als het ene jaar was afgelopen, zou het andere jaar nog voortduren, en zolang er in ieder geval één enkel klokje doortikte, zou de apocalyps uitblijven. Na 52 jaren van 365 dagen en 73 jaren van 260 dagen echter zouden beide jaren tegelijk eindigen. Immers: 52 x 365 = 73 x 260 = 18.980 dagen.
Wat deden de Maya’s daaraan? Ze voerden weer een nieuwe kalender in. Meer cycli, nog grotere bewegingen in de tijd werden bedacht om de dood de baas te blijven. Begin en einde van elke cyclus werd in het schrift van de Maya’s weergegeven door een getatoeëerde man met het hoofd in de nek. Wat ziet hij daar in de lucht? Een blauwe hemel? Eerder onheil. Ze noemden hem Nul, deze man, en hij werd geregeerd door de god van de dood. Nul staat niet aan het begin, maar aan het einde van de geschiedenis van onze getallen. Het werd eerder beschouwd als een duivels, onheilspellend teken dan als een handig rekeninstrument. De anekdote van de Maya’s om te illustreren hoe nul op de wereld kwam, spreekt voor zich.
Het getal 1 staat voor één ding, het getal 2 voor twee dingen, maar waarvoor staat nul? Voor niets? Maar wat is niets? Er is eigenlijk geen fysieke voorstelling van de maken, hooguit een religieuze, zoals bij de Maya’s. Een symbool voor nul ontbrak dan ook in de meeste culturen. Slechts in drie culturen werd de nul uitgevonden. In navolging daarvan is elders in de wereld de nul vroeg of laat in het rekensysteem opgenomen.
Het waren de Soemeriërs, de oudste bewoners van Mesopotamië in het huidige Irak, die de nul het eerst bedachten. Ongeveer 4000 jaar geleden ontwikkelden zij een getallenstelsel dat uiteindelijk tot de invoering van nul zou leiden.

Bron: “Nul, een omstreden getal”,
http://community.netscape.com/n/docs/docDownload.aspx?webtag=ws-nlnewage&guid=dd36d9d9-6cea-4922-b0f0-8d80aee4a870



© Serge van Duijnhoven – Cannes/Brussel 2010
contact: sergevanduijnhoven@skynet.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten